"Daar gaat het om..."

De gloeiworm lag in het donker op een tak van de beuk. Zijn lichtje gloeide.
Zo kan ik niet slapen, dacht hij. Hij schudde zijn hoofd. Misschien moet ik mijn lichtje uitdoen, dacht hij even later. Maar als hij zijn lichtje uitdeed kon hij niet zien hoe hij lag en hij wilde altijd kunnen zien hoe hij lag. Want misschien lag hij niet goed. Dat zou kunnen, dacht hij. Wat ben ik toch ingewikkeld! dacht hij af en toe ook, tussen zijn andere gedachten door.
Na een tijdje kwam de nachtvlinder langs.
“Nachtvlinder,” zei de gloeiworm, “als ik mijn lichtje uitdoe let jij dan op hoe ik lig?”
“Dat is goed,” zei de nachtvlinder.
De gloeiworm deed zijn lichtje uit en viel in slaap. Midden in de nacht werd hij wakker.
“Lig ik goed?” vroeg hij.
Maar de nachtvlinder was rusteloos geworden en weggevlogen. De gloeiworm deed zijn lichtje aan, keek of hij goed lag, deed zijn lichtje uit, draaide zich op zijn zij, deed zijn lichtje weer aan om te zien hoe hij lag, deed zijn lichtje weer uit en sliep niet.
De zon kwam op.
Nu is mijn lichtje overbodig, dacht de gloeiworm opgelucht. Hij deed zijn lichtje uit, rolde zich op en viel in slaap.
De hele dag sliep hij, want hij wist dat hij altijd meteen zou kunnen zien of hij goed lag. Daar gaat het om, droomde hij en hij knikte in zijn droom tegen zichzelf.
Soms noemde hij zich de ingewikkelde gloeiworm. Maar toen hij dat op een keer tegen de tor had gezegd:”Dag tor, ik ben de ingewikkelde gloeiworm,” had de tor teruggezegd:”Dag ingewikkelde gloeiworm, ik ben de halsstarrige tor,” en hadden ze elkaar verbaasd aangekeken. Toen was alles nog veel ingewikkelder geworden dan het al was en had de gloeiworm gedacht: misschien ben ik wel de zeer, zeer ingewikkelde gloeiworm. Maar hij had dat niet gezegd, want dan was de tor misschien wel de zeer, zeer halsstarrige tor geworden of iets anders wat nóg veel ingewikkelder was.
Midden op de dag in het midden van zijn slaap zuchtte de gloeiworm.


Uit: Iedereen was er, Toon Tellegen

Reacties